corydoras panda (Pandapantsermeerval)

Algemene naam: Pandapantsermeerval
Wetenschappelijke naam: corydoras panda
Herkomst: Amazone in Peru
Grootte: 5 cm
Levensduur: 5-16 jaar 

corydoras panda (Pandapantsermeerval) is een vis uit de familie van de pantsermeervallen. Net als alle pantsermeervallen heeft ook deze soort baarddraden. Hij wordt tot 5 cm lang en leeft het best in temperaturen van 22-28°C. De vis wil, net als alle andere leden uit de Corydoras-familie, met zijn kop in zand kunnen woelen. Een aquariumbodem dient daarom deels of in zijn geheel met enkele centimeters aquariumzand bedekt te zijn. Als het materiaal op de bodem te grof is kunnen er baarddraden afbreken

corydoras panda (Pandapantsermeerval)

Herkomst
De Corydoras panda is afkomstig uit de bovenloop van de Amazone in Peru. Ze bewonen daar zowel de zwart- als helder water stroompjes en beekjes. In de lente kan de temperatuur van het water behoorlijk zakken door het smeltwater uit de Andes, de temperatuur kan dan zakken tot zo’n 19 graden Celsius.

Beschrijving:

Met ongeveer een lengte van 5 centimeter is de Corydoras panda niet groot maar ondanks zijn kleine formaat is hij nauwelijks schuw te noemen. Deze vis dankt zijn naam aan de zwarte vlekken net als de panda beren, eentje op zijn kop ter hoogte van zijn oog, en eentje aan het begin van zijn staart. Zijn kleur is meestal wit/beige.

Ze vinden het zijn wanneer er in het aquarium wat ruimte wordt vrijgehouden dan zal de Corydoras panda hier veel te vinden zijn, de bodem aftastend op zoek naar voedsel. Om zijn baarddraden niet te beschadigen is in ieder geval op deze open ruimte een bodem van zand aan te raden. Dit visje kan met zijn kop tot over zijn ogen het zand in duiken. Zorg ook dat het wateroppervlak open blijft, ze gaan namelijk weleens aan het oppervlak ademhalen (darmademhaling, ze slikken de lucht in en persen die dan door de darmen).

De mannen en vrouwen worden ongeveer even groot (5 centimeter), ondanks dat hun uiterlijk hetzelfde is zijn vrouwen toch te herkennen aan de vollere buikpartij, dit is overigens pas te zien als de vissen volwassen zijn.

Aqaurium specificaties:

Het mooist is een bak van 80 cm of groter en dat de temperatuur tussen de 20 en 25 graden is. De PH waarde van het water tussen de 6.5 en 7.5

Welke vissen gaan samen met corydoras panda (Pandapantsermeerval)?

Wannneer je corydoras in je bak heb wil je natuurlijk ook andere leuke vissen let hier bij op dat de vissen groter zijn.




Pantherophis guttatus (Rattenslang)

Algemene naam: Rattenslang
Wetenschappelijke naam: Pantherophis guttatus
Herkomst: Oost naar Centraal Verenigde Staten
Grootte: 110-150 cm
Levensduur: 15-20 jaar 

Pantherophis guttatus (Rattenslang) zijn prachtige slangen met een zachtaardig karakter. In de loop der jaren heeft het kweken in gevangenschap van deze soort een verbazingwekkende verscheidenheid aan kleurvervormingen gecreëerd die nu beschikbaar zijn voor beginnende hobbyisten. Ze kregen de naam “Maïs” -slang omdat ze vaak werden aangetroffen in stallen waar maïs werd opgeslagen. Ze genieten van de beschutting die schuren creëert, en de muizen en ratten die zich aangetrokken voelen tot de maïs.

Pantherophis guttatus (Rattenslang)

Pantherophis guttatus (Rattenslang)

Herkomst
Van oorsprong komt de rode rattenslang voor in het zuidwesten van de Verenigde Staten en in het noorden van Mexico. Hij leeft vooral in dennenbossen maar ook op landbouwgrond. Hij is ’s avonds en ’s nachts het meest actief en jaagt dan op knaagdieren en soms ook vogels. Daarbij maakt de rode rattenslang gebruik van het orgaan van Jacobson, een reukorgaan dat in het monddak ligt. Daarnaast gebruikt hij zijn gezichtsvermogen waarmee hij vooral goed bewegingen kan waarnemen. Rattenslangen leven solitair.

Kleur
De in gevangenschap gehouden rattenslang is meestal Pantherophis guttatus (Rattenslang). De in het wild voorkomende rode rattenslang is rood, oranje, bruin en zwart gekleurd, met een zwart-wit geblokte buikzijde. In gevangenschap bestaan allerlei kleurvormen.

Leefgebied:
De soort komt alleen voor in het zuidoosten van de Verenigde Staten. Men vindt ze op de grond, in bomen, op gebouwen en onder houtblokken, stenen of puin

Verzorging:  
Het terrarium moet een aantal keer per jaar helemaal worden schoongemaakt. Vervang het bodemmateriaal elke maand. Voor het schoonmaken van het terrarium kunt u water met 10% bleekmiddel gebruiken. Verwijder dit achteraf goed, droog de bak af en laat hem even uitdampen voor u de slang terugzet. Daarnaast dient het drinkwater elke dag verschoond te worden en moeten voedselresten en uitwerpselen verwijderd worden. Controleer ook dagelijks de temperatuur in het terrarium, zowel in het warme als in het koudere deel. Observeer de slang regelmatig zodat u onregelmatigheden bijtijds opmerkt. Het is handig om een registratie bij te houden van wanneer en hoe uw slang eet en vervelt, zodat u afwijkingen kunt herkennen.

Bacteriën:
Slangen dragen bacteriën bij zich, sommigen daarvan kunnen worden overgedragen op mensen. Een voorbeeld hiervan is Salmonella. Was daarom altijd uw handen nadat u uw slang heeft verzorgd. De rattenslang is niet gevaarlijk voor mensen en zal, als hij aan mensen gewend is, niet snel bijten. Wanneer uw rattenslang er dus op jonge leeftijd aan om gehanteerd te worden. Rattenslangen kronkelen zich niet om uw arm zoals sommige andere wurgslangen wel doen. Was voor het hanteren uw handen zodat u niet naar voedsel ruikt.

Hanteren:
Pak een slang niet vlak bij zijn kop of staart vast. Bij een beet is het verstandig de hand niet terug te trekken, maar te wachten tot de slang loslaat. Desinfecteer vervolgens de wond. Een slang die vervelt, is sneller geïrriteerd en zal sneller bijten. Laat de slang met rust na het eten, anders heeft u kans dat hij zijn eten uitbraakt. Laat kinderen nooit zonder toezicht een slang hanteren en zorg ervoor dat ze het terrarium niet open kunnen maken als u er niet bij bent. Een beet van een rattenslang is weliswaar niet gevaarlijk maar kan wel degelijk pijn doen. Een verkeerde reactie kan voor zowel het kind als de slang verwondingen opleveren.

Uiterlijke kenmerken:
Het verschil tussen man en vrouw is bij de rattenslang te zien aan de staartwortel, die bij de man dikker is. Daarnaast kan het geslacht bepaald worden door met een sonde de diepte van de geslachtsopening te bepalen, bij het mannetje is deze dieper. Laat dit altijd doen door iemand met ervaring..

Voortplanting
Ongeveer 35 tot 60 dagen na de paring worden de eieren gelegd. Eén tot twee weken voor het leggen van de eieren zal het vrouwtje een keer vervellen. Het legsel bestaat uit 5 tot 30 eieren. Deze kunnen bebroed worden bij 26 tot 29 graden Celsius in een broedstoof of een gesloten bak met een vochtigheidsgraad van 80 tot 90%, waar u wel regelmatig wat verse lucht in moet laten. Na 50 tot 70 dagen komen de eieren uit.

De pasgeboren jongen zijn zo’n 15 tot 30 centimeter lang. Na twee tot drie jaar is de rattenslang geslachtsrijp. De leeftijd waarop dat gebeurt, is mede afhankelijk van de hoeveelheid voer die de slang krijgt. De rattenslang blijft zijn hele leven doorgroeien en zal daarom ongeveer zes tot zeven keer per jaar vervellen. Een rattenslang wordt in gevangenschap vaak tenminste vijftien jaar oud maar er zijn ook exemplaren bekend van meer dan twintig jaar.

Baardagaam (Pogona vitticeps)

Algemene naam: Baardagaam
Wetenschappelijke naam: Pogona vitticeps
Herkomst: Australië
Grootte: 16-20 cm
Levensduur: 5-15 jaar 

Baardagaam (Pogona vitticeps) zijn een van de meest populaire huisdierreptielen in de hobby.
Hun interessante gedrag en volgzame aard maken hen tot een uitstekend huisdier voor de eerste reptielen in de hobby.
Er zijn veel verschillende kleurveranderingen beschikbaar, wat de Bearded Dragon.

Herkomst:
De Baardagaam (Pogona vitticeps) komt voor in Australië en nergens anders. De agame leeft in het centraal-oostelijke deel van het land. Het verspreidingsgebied van de baardagame ziet eruit als een vlek midden in vier staten, en beslaat kloksgewijs de Australische staten Noordelijk Territorium, Queensland, Nieuw-Zuid-Wales en Zuid-Australië. In het Noordelijk Territorium komt de agame voor in het zuidoostelijke deel, in Queensland in het zuidwestelijke deel. In Nieuw-Zuid-Wales komt de agame voor in het noordwesten en in Zuid-Australië ten slotte is de baardagame alleen in het noordoosten te vinden.

Kleur:
Het lichaam is afgeplat en voorzien van vele stekels, die echter vrij zacht zijn. De stekels op de kop zijn wel verhoornd. De lichaamskleur van de baardagame heeft dezelfde kleur als zijn omgeving, roodbruin met grillige, donkere vlekken op de rug en strepen op de kop. Deze tekening steekt sterk af bij de jonge dieren en vervaagt naarmate de dieren groter worden; oudere exemplaren zijn meestal egaal van kleur. De bruinrode tot grijze kleur dient ter camouflage, en lijkt op de kleur van het zand waarop de agame leeft.

De kleur van het lichaam van exemplaren uit drogere streken is vaak afstekender dan die van populaties uit meer gematigde gebieden.[2] De staart is in vergelijking met andere hagedissen erg kort; ongeveer even lang als het lichaam. De staart is voorzien van vele stekels, die bestaan uit omgebouwde schubben. De staart wordt gebruikt als balans bij het rennen, met name als op de achterpoten wordt gelopen. Daarnaast dient de staart als slagwapen om concurrenten en vijanden te slaan.

Leefgebied:
De baardagame is een bodembewonende soort die goed overweg kan op de grond, maar ook kan klimmen op rotsen en in bomen. Vooral de jongere dieren klimmen, ze zijn dan veilig voor hun grotere soortgenoten, die meer op de bodem blijven. De habitat bestaat uit halfwoestijnen en droge, weinig begroeide bossen tot gebieden met struikgewas. Met name in het zuiden kan de agame ook langs de kust worden aangetroffen. De baardagame is overdag actief en schuilt ‘s nachts onder stenen of in holen van andere dieren. Dat is ook een plek waar zijn grootste vijand, de roofvogel, hem niet kan pakken.

Verzorging:
De Baardagaam (Pogona vitticeps) is een van de weinige reptielen die onder de juiste omstandigheden enigszins tam kan worden, waarbij de schuwheid voor mensen verdwijnt. Hierdoor is de hagedis populair als huisdier en er is veel over de levenswijze en het gedrag bekend. De baardagame wordt gehouden in een terrarium. Dit is een volledig afgesloten glazen bak waarin de levensomstandigheden van het dier worden nagebootst. Daarbij is belangrijk dat een geschikt substraat wordt gebruikt, er voldoende zon- en schuilmogelijkheden zijn en dat de temperatuur en luchtvochtigheid niet te hoog of te laag worden. De baardagame stelt ten opzichte van andere reptielen minder eisen met betrekking tot de verzorging. Omdat de baardagame een woestijnbewoner is, houdt het dier van droge, kale omstandigheden, wat een voordeel is omdat er zo minder kans is op beschimmeling en het terrarium relatief makkelijk schoon te houden is.

Het is zeer belangrijk om voor het aanschaffen van een baardagame veel informatie op te doen. Voordat men een baardagame aanschaft, dient men er bijvoorbeeld rekening mee te houden dat een baardagame 7 tot 15 jaar oud kan worden, ongeveer net zo oud als een hond of kat. Gezonde baardagamen zijn alert en kijken helder uit hun ogen. Als dat niet zo is, gaat het vaak om een ziek of sterk verzwakt exemplaar. Ook het gewicht en de vetreserves van de agame, voornamelijk bij de buik, moeten op peil zijn.

Dit is ook te zien aan de heupbeenderen, die normaal gesproken niet te zien zijn, maar bij een zwak of ziek dier vaak uitsteken. De baardagame past zich aan aan de verschillende seizoenen, het is sterk aan te raden om deze na te bootsen. Hierdoor blijven ze in hun natuurlijke cyclus en dat heeft grote invloed op het welzijn en de gezondheid van de dieren.

Ook is de Baardagaam (Pogona vitticeps) op die manier het beste te kweken. De baardagame kent een winterrust, geen winterslaap maar een minder actieve periode waarin ook minder tot niets wordt gegeten. Gedurende deze tijd zijn de kleuren ook minder intens. De winterrust begint als in Nederland en België de winter begint, de temperatuur en het lichtduur en -intensiteit moeten geleidelijk verlaagd worden (kan door middel van schakelaars/dimmers). Schoon water moet altijd beschikbaar blijven.

De winterrust duurt ongeveer twee maanden, daarna moeten temperatuur en lichtintensiteit weer worden verhoogd. De agame zal langzamerhand meer gaan eten en actiever worden, na de winterrust begint het voortplantingsseizoen. Een geschikte terrariumindeling voor een baardagame is een steppelandschap of een woestijnlandschap. Een baardagame eist een groot terrarium, 0,25 m³ per dier of groter. De bodem moet bedekt zijn met steriel zand of kalkzand. Een ruwe achterwand en stukken hout nodigen uit tot klimmen. Stenen maken het geheel helemaal af en houden ook de warmte goed vast.

Een uv-lamp (uv A en uv B) stimuleert de voortplanting, eetgedrag en groei van een baardagame en is onmisbaar in een terrarium. Daglichtlampen (de sterkte afhankelijk van de grootte van het terrarium) zorgen voor een zonnig plekje. Onder de lamp mag het niet warmer zijn dan 45 °C, daarrond tussen de 24 °C en de 35 °C overdag en 18 °C tot 24 °C ‘s nachts. Baardagamen verlangen in de zomer 12 tot 14 uur licht per dag, in de winter 9 tot 10 uur per dag. De luchtvochtigheid mag ongeveer 30% tot 45% zijn. Ze zullen zelf het warmste of het beste plekje zoeken.

Uiterlijke kenmerken:
De baardagame is een middelgrote hagedis met krachtige klauwen en een duidelijk afgeplat lichaam. Een volwassen baardagame kan een totale lichaamslengte bereiken van ongeveer 60 centimeter. Ongeveer de helft van de totale lichaamslengte bestaat uit de staart. De agame heeft een relatief grote kop, een plomp en gedrongen lichaam en een relatief korte en dunne staart in vergelijking met andere hagedissen. De mannetjes worden groter dan de vrouwtjes en zijn daarnaast te herkennen aan de grotere kop en de meer donker tot zwart gekleurde ‘baard’ aan de keelzijde.

Mannetjes hebben ook zogenaamde femorale poriën; dit zijn vergrote poriën aan de onderzijde van de dijen. Mannetjes hebben ook een grotere cloacaopening dan vrouwtjes.[4] Dit is te zien door de huidplooi van de cloaca wat te verschuiven. Op de kop zijn stekelrijen aanwezig, evenals op staart en rug en dan vooral aan de flanken van het lichaam. De kop is driehoekig van vorm en relatief groot en stomp, de ogen en gehooropeningen zijn duidelijk te zien. De gehooropeningen zijn wat dieper gelegen en de oogleden zijn sterk verdikt, wat dient om zandkorrels buiten te houden.

De ‘baard’ bestaat uit een opzetbare keelzak die bedekt is met stekelvormige schubben die naar voren steken als de keelzak wordt getoond, hierdoor lijkt de kop een stuk groter. Het opzetten van de baard dient uitsluitend om te imponeren. De baardagame kan hier niet mee ‘steken’ en staat bekend als een bijtschuwe soort tegenover vijanden.

Voortplanting:
Baardagaam (Pogona vitticeps) maken gebruik van een vorm van visuele communicatie om elkaar het hof te maken. De baardagame kan communiceren door morse-achtige signalen te maken door met de kop te knikken en de voorpoten te zwaaien, net zoals andere agamen als de Chinese wateragame. Het mannetje kan zijn zwarte stekelbaard opzetten en blaast zijn lichaam vol met lucht tijdens het voorspel. Hij loopt kleine rondjes aan de voorzijde van het vrouwtje en trappelt af en toe met zijn poten. Af en toe wordt de bek geopend en wordt de gele bekrand zichtbaar. Het vrouwtje zal door middel van het zwaaien met haar voorpoten laten zien dat ze wil paren.

Als ze dat niet wil -omdat ze bijvoorbeeld al eieren draagt- zal ze een volhardend mannetje van zich af bijten. Na de paring zet het vrouwtje na ongeveer 45 tot 60 dagen haar eitjes af in een ondergronds nest. Bij het graven van het nest verdwijnt zij grotendeels in de bodem. Er worden per legsel ongeveer 20 eieren afgezet, dit kan verschillen van 8 tot 24.[2] De incubatietijd is ongeveer twee tot 2,5 maand waarna de juvenielen tevoorschijn komen. Ze lijken in alles op de ouders en vertonen direct het karakteristieke zwaai-gedrag. Ze zijn uiteraard wel veel kleiner en hebben een verhoudingsgewijs veel grotere kop.

Ranitomeya imitator jeberos

Algemene naam: jeberos
Wetenschappelijke naam: Ranitomeya imitator jeberos
Herkomst: Peru
Grootte: 2 cm
Levensduur: 5-15 jaar

De Jeberos is een kikker uit de familie pijlgifkikkers (Dendrobatidae). De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven in 1986.
Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Dendrobates imitator gebruikt.
De soort heeft nog geen Nederlandse naam en werd lange tijd tot het geslacht Dendrobates gerekend.

Herkomst:
Ranitomeya imitator leeft in noordoostelijk Peru, in de vochtige en warme regenwouden. De kikker wordt tot op anderhalve meter hoogte gevonden, maar vertoeft vooral op de bosbodem tussen bladeren en bromelias. De temperatuur is altijd boven 20 graden Celsius, overdag tot bijna dertig graden, en de luchtvochtigheid zakt niet onder de 80%.

Kleur:
Oranje met zwarte banden en blauwe poten met zwarte stippen
De kleuren zijn niet alleen variabel, maar de kikker imiteert bovendien het kleurpatroon van een andere soort. Dit wordt mimicry genoemd, het komt wel vaker voor in de natuur dat een ongevaarlijke soort een gevaarlijke soort imiteert om vijanden af te troeven. Ranitomeya imitator echter is zelf ook giftig, maar het meest opmerkelijke is dat de kikker niet één soort imiteert, maar drie verschillende soorten. In de regio Tarapoto wordt Ranitomeya variabilis geïmiteerd, in de regio Yurimaguas wordt de amazonegifkikker (Ranitomeya ventrimaculata) nagebootst en rond de Huallagavallei lijken de dieren op Ranitomeya fantastica.

Leefgebied:
Dag actieve bodembewoner tot +/- 4meter hoog. Houd zich graag op in bromelia`s en andere planten die water in hun oksels hebbenVerzorging : Normaal beplant terrarium, voor een koppel 40x40x40cm .De mannetjes kunnen zeer dominant zijn en daarom het beste houden als koppel of 1 man met 2 vrouwen. In grotere terraria ook in groepen te houden.

Verzorging:
Temperatuur overdag 22-27C en `s nachts 19-21C. De luchtvochtigheid overdag rond de 80% en deze mag `s nachts oplopen tot 100%.

Uiterlijke kenmerken:
De lengte is ongeveer 2 centimeter, waarmee deze soort een wat kleinere pijlgifkikker is. De basiskleur is zwart, met een vrij brede, gele tot oranje nettekening op de rug. Ook op de poten is een nettekening aanwezig, maar deze is veel fijner en witgroen van kleur. Er is wat variatie, zo komen ook exemplaren voor met gele tot oranje lengtestrepen op de rug in plaats van een nettekening. Ook rode tekeningen en meer blauwe kleuren rond de poten komen voor.

Voortplanting:
De vrouwtjes zetten enkele eitjes af in een kleine waterplas (phytotelma), zoals tussen de bladeren van een bromelia. Als de kikkervisjes uitkomen, kruipen ze op de rug van het mannetje en worden ze zo elk naar een ander poeltje in een blad gebracht. Het mannetje staat op de uitkijk en roept het vrouwtje als de jongen honger hebben. Vervolgens zet het vrouwtje voedseleitjes af bij de larven, onbevruchte eitjes die enkel dienen om de kikkervisjes te voeden. Dit is nodig omdat de kleine poeltjes te weinig eten bevatten. Omdat beide ouders nodig zijn voor het nageslacht, zijn ze in tegenstelling tot de meeste andere kikkers monogaam. Opmerkelijk is dat ondanks de sterke gelijkenis met andere soorten en een overlappend verspreidingsgebied er nog geen hybriden zijn beschreven.

Bombina orientalis (Chinese vuurbuikpad)

bombina-orientalis-chinese-vuurbuikpad

ombina orientalis, Chinese vuurbuikpad

De Chinese of Koreaanse vuurbuikpad (Bombina orientalis) is een pad-achtige kikker uit de familie Bombinatoridae

Uiterlijke kenmerken

De Chinese vuurbuikpad heeft een roodoranje buik en de rest van het lichaam is bij de populaties in Siberië bruin,
maar meestal groen zoals in verreweg het grootste deel van het verspreidingsgebied.
Het voedsel bestaat uit insecten en de larven en wormen waar ‘s nachts op gejaagd wordt.
Het is een nachtactieve soort en zoals alle vuurbuikpadden wordt een wat sterker gif afgescheiden maar voor de mens is dat hoogstens irriterend.

Verspreiding

Meestal wordt deze kikker ongeveer 5 centimeter, soms tot 7 cm, en leeft in noordoostelijk China, maar ook in Korea en Siberië.
Zeer natte omgevingen vormen het biotoop, meestal in moerassen en poelen, maar ook rijstvelden zijn een uitstekende leefomgeving voor deze kikker.
Hierdoor kan de soort zich handhaven in door de mens aangepaste gebieden en in sommige gebieden wordt deze vuurbuikpad eerder algemener dan
hij achteruit gaat en is ook niet beschermd. Over het algemeen gaat het echter, zoals alle amfibieën, ook met deze soort slechter.

Verdediging

Bij gevaar wordt snel de rode onderzijde van de poten aan de aanvaller getoond, om te laten zien dat het dier giftig is, in de hoop de aanval af te weren.
Het gif zal huisdieren als honden en katten verjagen omdat het de slijmvliezen doet aanvoelen alsof ze in brand staan.
Gespecialiseerde jagers zoals de reiger en sommige slangen hebben er weinig last van.

In gevangenschap

De Chinese vuurbuikpad is een van de meest in gevangenschap gehouden amfibieën.
De verzorging vergt namelijk niet veel meer dan een aquarium met een landgedeelte en een paar stenen die boven het water uitsteken.
Het terrarium dient voorzien te zijn van zijn een goed filter in het water en wordt twaalf uur per dag verlicht.
Als voedsel kan alles wat beweegt en in de bek past worden aangeboden.
Bij een teveel aan wormen in het dieet treedt echter gasvorming op waardoor de kikker gaat drijven. Het gas moet er dan uit worden gemasseerd.
In een Terrarium van 60×30×30 kunnen vijf tot acht exemplaren gehouden worden.
De voortplanting is onregelmatig, soms planten de dieren zich massaal voort, als de weersomstandigheden tegenzitten blijft de voortplantingstijd uit.
In de paartijd is het gekwaak van de mannetjes te horen. Gedurende deze tijd bespringen ze alles wat ook maar een beetje het formaat en de vorm van een vrouwtje heeft.
Een legsel bevat vele eitjes maar als ze de kans krijgen eten de volwassen kikkers de larven zelf op

Heterodon nacisus (Westelijke haakneusslang)

Heterodon nacisus (Westelijke haakneusslang)

De Heterodon nacisus (Westelijke haakneusslang)

Heterodon nacisus (Westelijke haakneusslang)

De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst voorgesteld door Spencer Fullerton Baird en Charles Frédéric Girard in 1852.[3] De soortaanduiding nasicus is afkomstig van het Latijnse nasus, dat neus betekent, deze naam slaat op de opvallende omhoog gekromde snuitpunt van het dier.

De haakneusslang werd tot recentelijk verdeeld in drie ondersoorten, maar twee ondersoorten worden tegenwoordig gezien als aparte soorten; Heterodon gloydi en Heterodon kennerlyi.

 

Herkomst:
Zuidwesten van de Verenigde Staten

Kleur:

Leefgebied:

Uiterlijke kenmerken:
Mannen en vrouwen verschillen sterk in formaat. Waar mannetjes gemiddeld 40-50cm worden en vrij slank blijven worden vrouwen erg fors van bouw en 60-80cm lang. Er zijn grote exemplaren bekend van 90-100cm. Maar de meeste vrouwtjes bereiken deze lengte nooit.

Verzorging:

Voortplanting:

 

Bron:

Sternotherus odoratus (Muskusschildpad)

Algemene naam: Muskusschildpad
Wetenschappelijke naam: Sternotherus odoratus
Herkomst: Canada en Verenigde Staten
Grootte: 14 cm
Levensduur: 20-25 jaar 


De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Pierre André Latreille in 1801. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Testudo odorata gebruikt. De soortaanduiding odoratus betekent vrij vertaald ‘geurend’. En slaat op de stank die het dier verspreidt als het zich bedreigd voelt.

De muskusschildpad (Sternotherus odoratus) is een schildpad uit de familie modder- en muskusschildpadden (Kinosternidae).

Sternotherus odoratus (Muskusschildpad)

Leefgebied:
De schildpad komt voor vanaf de zuidgrens van Canada tot het zuidoosten van de Verenigde Staten. De habitat bestaat uit langzaam stromende of stilstaande wateren, bij voorkeur met een zachte bodem.

Verzorging:  
Het voedsel bestaat uit insectenwormen en andere kleine waterdieren, maar ook wel planten en aas zij het zeer af en toe en geen echt onderdeel van het menu. De muskusschildpad beschikt over geurklieren, de wetenschappelijke soortnaam odoratus betekent geur en verwijst naar de stinkende stof die wordt uitgescheiden bij verstoring. De klieren bevinden zich op de brug tussen carapax en plastron. En bevatten een secretie die sterk doet denken aan muskus, waaraan deze schildpadden hun Nederlandse naam ontlenen.

Het is geen beste zwemmer, maar het dier verlaat, in tegenstelling tot de meeste modderschildpadden (Kinosternidae) het water zeer zelden. Ook wordt er weinig gezond. De dieren zijn voornamelijk in de schemering actief. Het zijn echte bodemscharrelaars, voedsel wordt op de geur gezocht. Er zijn waarnemingen van deze dieren op dieptes tot 6 meter. Jonge dieren zoeken soms ook op land naar voedsel, maar eten het onder water op. Boven water hebben ze moeite om te slikken door hun speciale tong (zie verder). Zijn vijanden zijn onder meer zeearenden, roodschouderbuizerds, alligators en grote vissen, zoals de Amerikaanse baars.

Uiterlijke kenmerken:
Deze soort wordt niet erg groot en bereikt een carapaxlengte (gemeten over het schild) van maximaal 14 centimeter. De meeste exemplaren blijven kleiner. De kleur van het rugschild varieert van geelbruin tot diep donkerbruin, het schild heeft grote hoornplaten in het middendeel en juist zeer kleine plaatjes aan de dunne rand. Op de kop lopen aan iedere flankzijde twee strepen; een van de neus naar de bovenkant van de nek. En een van de neus naar de onderzijde van de nek. Zowel van de bovenkant als de onderkant als zijkanten is dus een witte driehoek te zien. En hieraan zijn ze eenvoudig te herkennen.
De mannetjes onderscheiden zich van de vrouwtjes door een grotere en dikkere staart en een veel kleiner plastron, dat meer uit bindweefsel dan uit hoornplaten bestaat. De huidskleur varieert van lichtgrijs tot bijna zwart. Zeer jonge dieren vertonen 3 lengtekielen over het zeer donkere schild. Deze verdwijnen naarmate de dieren ouder worden.

De muskusschildpad heeft een aangepaste tong die hem in staat stelt zijn leven onder water te vergemakkelijken. De tong heeft knopvormige cellen die zuurstof uit water onttrekken. Waardoor de Muskusschildpad minder frequent aan de oppervlakte hoeft te ademen.

Voortplanting:
Een legsel bestaat meestal uit 1 tot 5 eieren. Die onder een boomstronk of in de wand van een bisamrathol worden gelegd.

Lepidothyris fernandi (Vuurskink)

Terug

Algemene naam: Vuurskink
Wetenschappelijke naam: Lepidothyris fernandi
Herkomst: Afrika
Grootte: 20 cm
Levensduur:  6 jaar

De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst voorgesteld door Edward Burton in 1836. Oorspronkelijk werd de naam Tiliqua fernandi gebruikt. De wetenschappelijke geslachtsnaam werd later Riopa, toen Lygosoma en later Mochlus, waardoor deze verouderde namen in de literatuur nog veel worden gebruikt.

Lepidothyris fernandi (Vuurskink)

Leefgebied:
De skink komt voor in grote delen van Afrika, maar wordt steeds zeldzamer omdat de hagedis geld waard is in de handel in exotische dieren. Het verspreidingsgebied beslaat Guinea, de Centraal-Afrikaanse RepubliekCongo-KinshasaAngolaOegandaGabonSierra LeoneBurundiRwandaKeniaIvoorkustGhanaTogoBeninNigeria en Kameroen. In sommige landen echter zijn er wel exemplaren aangetroffen door herpetologen, maar deze zijn later nooit bevestigd, sommige waarnemingen zijn al tientallen jaren oud.

Verzorging:
Het voedsel bestaat uit insecten en andere ongewervelden maar ook wel plantendelen als bladeren en fruit worden gegeten. Deze nachtactieve hagedis leeft in de strooisellaag van bossen en kan bij een aanval van een predator zijn staart afwerpen, die later weer aangroeit. Daarnaast kan de skink een zeer pijnlijke beet geven als het dier wordt vastgepakt. Een legsel bestaat meestal uit 8 eieren, die worden afgezet in bladstrooisel of rottend hout. Fernands riopa wordt ongeveer zes jaar oud, in gevangenschap gehouden dieren kunnen waarschijnlijk twintig jaar oud worden.

Uiterlijke kenmerken:

De skink wordt groter dan gelijkende soorten, zoals Sundevalls riopa (Mochlus sundevalli) die een totale lichaamslengte van 20 centimeter bereikt. Fernands riopa wordt ongeveer 32 tot 37 cm lang. De jongen zijn bij hun geboorte ongeveer acht cm inclusief staart.

Fernands riopa wordt ook wel vuurskink genoemd vanwege de gele en rode tekening die zich echter moeilijk laat omschrijven vanwege de grote variatie, wat samenhangt met het grote verspreidingsgebied. De meeste exemplaren hebben een zeer brede geelbruine tot goudgele longitudinale band op de rug tot bovenaan de flanken die bij de staartwortel omslaat naar zwart. Aan de zijkant van de staart bevinden zich kleine witte vlekjes die afsteken tegen de zwarte ondergrond, en de gehele flank inclusief de zijkant van de kop is helder oranje tot rood gekleurd met enkele dunne witomzoomde zwarte verticale strepen. Het bovenste deel van de nek en de keel zijn zwart met enkele kleine witte vlekjes en de buik is oranjerood. Sommige exemplaren hebben een overwegend zwarte kleur, met bloedrode flanken en een donkerbruine rug.

Voortplanting:
Een legsel bestaat meestal uit 8 eieren, die worden afgezet in bladstrooisel of rottend hout. Fernands riopa wordt ongeveer zes jaar oud, in gevangenschap gehouden dieren kunnen waarschijnlijk twintig jaar oud worden.

Terug

Correlophus cilliatus (Wimpergekko)

Correlophus cilliatus (Wimpergekko)

Algemene naam: Wimpergekko
Wetenschappelijke naam:Correlophus cilliatus
Herkomst: Nieuw-Caledonië
Grootte: cm
Levensduur: 8-20 jaar 

De Correlophus cilliatus (Wimpergekko) zijn fascinerende, boomgekko’s uit de kleine groep eilanden van Nieuw-Caledonië. Deze geweldige gekko’s zijn er in verschillende kleurenpatronen en hun gemakkelijk te ontmoeten zorgvereisten hebben hen tot een uitstekende keuze gemaakt voor beginners en een populair reptiel in de hobby. Deze gekko’s zijn alleseters en kunnen veel niet-citrusvruchten, stuifmeel en insecten eten. Kuifgekko’s zijn een geweldig tentoonstellingsdier en zijn relatief gemakkelijk te hanteren.

Herkomst:  
De wimpergekko is een hagedissensoort die afkomstig is van de oostelijke eilanden van Nieuw-Caledonie, een eilandengroep ten oosten van Australie. Lange tijd werd gedacht dat deze gekko uitgestorven was, maar in 1994 werd hij herontdekt. Sindsdien is de soort veel nagekweekt in gevangenschap en heeft dit zelfs de redding van de soort betekend.

Kleur:  
Er zijn verschillen in grootte en kleurtekening tussen wimpergekko’s, zogenaamde kleurvormen (morphs). Voorbeelden hiervan zijn “patternless” (zonder patroon), “bicolor” (tweekleurig), “tiger” (met strepen), “dalmation” (met stippen), “flame/fire” (vanwege de kleuren/vlekken) en “pinstripe” (met wat grotere stekeltjes)

Leefgebied:  
Van oorsprong komt de wimpergekko voor in struikgewas en lage bomen in de bossen van Nieuw-Caledonie. Het zijn vrij schuwe dieren. Ze eten insecten en fruit. Mannetjes kunnen onderling vechten. Als de gekko wordt aangevallen door een roofdier, kan hij een deel van zijn staart afstoten om de aanvaller te misleiden. Dit heet autotomie. Let er wel op dat bij verlies van de staart deze niet , zoals bij veel andere soorten hagedissen , terug groeit! De wimpergekko kan zijn kleur enigszins aanpassen aan de ondergrond. Bij stress of kou kunnen ze donker kleuren.


Verzorging:  
Wimpergekko’s zijn rustige dieren die niet snel bijten als ze opgepakt worden.
Het blijven echter kijkdieren en geen knuffeldieren. Vastpakken van de dieren zorgt voor stress. Pas op dat u de gekko nooit bij de staart pakt, want dan zal hij deze afstoten. Het is belangrijk om het terrarium goed schoon te houden. Verwijder elke dag dode, niet opgegeten voedseldieren en haal uitwerpselen weg voor u opnieuw voert. Sproei elke dag wat water in het terrarium om de luchtvochtigheid te handhaven. Ververs dagelijks het drinkwater.

U zult het glas van het terrarium vaak moeten schoonmaken omdat de gekko’s dit bevuilen. Vervang het bodemmateriaal regelmatig, afhankelijk van het gebruikte substraat. Maak dan meteen de rest van het terrarium schoon, ook de inrichting. Spoel wel altijd heel goed na als u een schoonmaakmiddel hebt gebruikt! Was altijd uw handen nadat u in contact geweest bent met de dieren of het terrarium, reptielen kunnen Salmonella overbrengen.



Voortplanting:   
Het mannetje van de wimpergekko heeft een bredere staartwortel dan het vrouwtje met aan de buikzijde twee verdikkingen waarin de hemipenissen liggen, duidelijke pre-anale poriën in een omgekeerde V-vorm net boven de staartwortel en femoraalporiën aan de binnenkant van de dijbenen. Vanaf een jaar is een wimpergekko geslachtsrijp, maar beter is aan te houden dat een vrouwtje meer dan 35 gram moet wegen voordat er mee gekweekt wordt.

Geef de dieren voor eventuele kweek een winterrust van twee maanden bij een temperatuur van 16 tot 20 graden Celsius.

Het vrouwtje legt vier tot zes keer per jaar twee eieren. Deze worden aan het substraat vastgeplakt, maar beter is de eieren uit te broeden in een broedstoof met bijvoorbeeld vochtig vermiculiet als substraat. De incubatietijd is afhankelijk van de temperatuur, bij lagere temperaturen duurt het langer voor de eieren uitkomen. Bij 26 tot 29 graden Celsius duurt dit ongeveer 65 tot 80 dagen. Uitgekomen jongen kunnen het beste apart van de ouders worden gehuisvest. Zet de jongen in een aparte bak en zorg voor een bakje met vochtig substraat.

Pogona vitticeps (Baardagaam)

Pogona vitticeps (Baardagaam)

Herkomst :
De Pogona vitticeps (Baardagaam) komt voor in Australië en nergens anders. De agame leeft in het centraal-oostelijke deel van het land. Het verspreidingsgebied van de baardagame ziet eruit als een vlek midden in vier staten, en beslaat kloksgewijs de Australische staten Noordelijk Territorium, Queensland, Nieuw-Zuid-Wales en Zuid-Australië.

In het Noordelijk Territorium komt de agame voor in het zuidoostelijke deel, in Queensland in het zuidwestelijke deel. In Nieuw-Zuid-Wales komt de agame voor in het noordwesten en in Zuid-Australië ten slotte is de baardagame alleen in het noordoosten te vinden.

Kleur:
Het lichaam is afgeplat en voorzien van vele stekels, die echter vrij zacht zijn. De stekels op de kop zijn wel verhoornd. De lichaamskleur van de baardagame heeft dezelfde kleur als zijn omgeving, roodbruin met grillige, donkere vlekken op de rug en strepen op de kop. Deze tekening steekt sterk af bij de jonge dieren en vervaagt naarmate de dieren groter worden; oudere exemplaren zijn meestal egaal van kleur.

De bruinrode tot grijze kleur dient ter camouflage, en lijkt op de kleur van het zand waarop de agame leeft. De kleur van het lichaam van exemplaren uit drogere streken is vaak afstekender dan die van populaties uit meer gematigde gebieden.[2] De staart is in vergelijking met andere hagedissen erg kort; ongeveer even lang als het lichaam. De staart is voorzien van vele stekels, die bestaan uit omgebouwde schubben. De staart wordt gebruikt als balans bij het rennen, met name als op de achterpoten wordt gelopen. Daarnaast dient de staart als slagwapen om concurrenten en vijanden te slaan.

Leefgebied:
De baardagame is een bodembewonende soort die goed overweg kan op de grond, maar ook kan klimmen op rotsen en in bomen. Vooral de jongere dieren klimmen, ze zijn dan veilig voor hun grotere soortgenoten, die meer op de bodem blijven. De habitat bestaat uit halfwoestijnen en droge, weinig begroeide bossen tot gebieden met struikgewas. Met name in het zuiden kan de agame ook langs de kust worden aangetroffen. De baardagame is overdag actief en schuilt ‘s nachts onder stenen of in holen van andere dieren. Dat is ook een plek waar zijn grootste vijand, de roofvogel, hem niet kan pakken.

Verzorging:
De baardagame is een van de weinige reptielen die onder de juiste omstandigheden enigszins tam kan worden, waarbij de schuwheid voor mensen verdwijnt. Hierdoor is de hagedis populair als huisdier en er is veel over de levenswijze en het gedrag bekend. De baardagame wordt gehouden in een terrarium. Dit is een volledig afgesloten glazen bak waarin de levensomstandigheden van het dier worden nagebootst.

Daarbij is belangrijk dat een geschikt substraat wordt gebruikt, er voldoende zon- en schuilmogelijkheden zijn en dat de temperatuur en luchtvochtigheid niet te hoog of te laag worden. De baardagame stelt ten opzichte van andere reptielen minder eisen met betrekking tot de verzorging. Omdat de baardagame een woestijnbewoner is, houdt het dier van droge, kale omstandigheden, wat een voordeel is omdat er zo minder kans is op beschimmeling en het terrarium relatief makkelijk schoon te houden is.

Het is zeer belangrijk om voor het aanschaffen van een baardagame veel informatie op te doen. Voordat men een baardagame aanschaft, dient men er bijvoorbeeld rekening mee te houden dat een baardagame 7 tot 15 jaar oud kan worden, ongeveer net zo oud als een hond of kat. Gezonde baardagamen zijn alert en kijken helder uit hun ogen. Als dat niet zo is, gaat het vaak om een ziek of sterk verzwakt exemplaar. Ook het gewicht en de vetreserves van de agame, voornamelijk bij de buik, moeten op peil zijn.

Dit is ook te zien aan de heupbeenderen, die normaal gesproken niet te zien zijn, maar bij een zwak of ziek dier vaak uitsteken. De baardagame past zich aan aan de verschillende seizoenen, het is sterk aan te raden om deze na te bootsen. Hierdoor blijven ze in hun natuurlijke cyclus en dat heeft grote invloed op het welzijn en de gezondheid van de dieren. Ook is de baardagame op die manier het beste te kweken.

De baardagame kent een winterrust, geen winterslaap maar een minder actieve periode waarin ook minder tot niets wordt gegeten. Gedurende deze tijd zijn de kleuren ook minder intens. De winterrust begint als in Nederland en België de winter begint, de temperatuur en het lichtduur en -intensiteit moeten geleidelijk verlaagd worden (kan door middel van schakelaars/dimmers). Schoon water moet altijd beschikbaar blijven. De winterrust duurt ongeveer twee maanden, daarna moeten temperatuur en lichtintensiteit weer worden verhoogd. De agame zal langzamerhand meer gaan eten en actiever worden, na de winterrust begint het voortplantingsseizoen.

Indeling:
Een geschikte terrariumindeling voor een baardagame is een steppelandschap of een woestijnlandschap. Een baardagame eist een groot terrarium, 0,25 m³ per dier of groter. De bodem moet bedekt zijn met steriel zand of kalkzand. Een ruwe achterwand en stukken hout nodigen uit tot klimmen. Stenen maken het geheel helemaal af en houden ook de warmte goed vast. Een uv-lamp (uv A en uv B) stimuleert de voortplanting, eetgedrag en groei van een baardagame en is onmisbaar in een terrarium.

Daglichtlampen (de sterkte afhankelijk van de grootte van het terrarium) zorgen voor een zonnig plekje. Onder de lamp mag het niet warmer zijn dan 45 °C, daarrond tussen de 24 °C en de 35 °C overdag en 18 °C tot 24 °C ‘s nachts. Baardagamen verlangen in de zomer 12 tot 14 uur licht per dag, in de winter 9 tot 10 uur per dag. De luchtvochtigheid mag ongeveer 30% tot 45% zijn. Ze zullen zelf het warmste of het beste plekje zoeken.

Uiterlijke kenmerken:
De baardagame is een middelgrote hagedis met krachtige klauwen en een duidelijk afgeplat lichaam. Een volwassen baardagame kan een totale lichaamslengte bereiken van ongeveer 60 centimeter. Ongeveer de helft van de totale lichaamslengte bestaat uit de staart. De agame heeft een relatief grote kop, een plomp en gedrongen lichaam en een relatief korte en dunne staart in vergelijking met andere hagedissen.

De mannetjes worden groter dan de vrouwtjes en zijn daarnaast te herkennen aan de grotere kop en de meer donker tot zwart gekleurde ‘baard’ aan de keelzijde. Mannetjes hebben ook zogenaamde femorale poriën; dit zijn vergrote poriën aan de onderzijde van de dijen.

Mannetjes hebben ook een grotere cloacaopening dan vrouwtjes.[4] Dit is te zien door de huidplooi van de cloaca wat te verschuiven. Op de kop zijn stekelrijen aanwezig, evenals op staart en rug en dan vooral aan de flanken van het lichaam. De kop is driehoekig van vorm en relatief groot en stomp, de ogen en gehooropeningen zijn duidelijk te zien. De gehooropeningen zijn wat dieper gelegen en de oogleden zijn sterk verdikt, wat dient om zandkorrels buiten te houden.

De ‘baard’ bestaat uit een opzetbare keelzak die bedekt is met stekelvormige schubben die naar voren steken als de keelzak wordt getoond, hierdoor lijkt de kop een stuk groter. Het opzetten van de baard dient uitsluitend om te imponeren. De baardagame kan hier niet mee ‘steken’ en staat bekend als een bijtschuwe soort tegenover vijanden.

Voortplanting:
Baardagamen maken gebruik van een vorm van visuele communicatie om elkaar het hof te maken. De baardagame kan communiceren door morse-achtige signalen te maken door met de kop te knikken en de voorpoten te zwaaien, net zoals andere agamen als de Chinese wateragame. Het mannetje kan zijn zwarte stekelbaard opzetten en blaast zijn lichaam vol met lucht tijdens het voorspel. Hij loopt kleine rondjes aan de voorzijde van het vrouwtje en trappelt af en toe met zijn poten.

Af en toe wordt de bek geopend en wordt de gele bekrand zichtbaar. Het vrouwtje zal door middel van het zwaaien met haar voorpoten laten zien dat ze wil paren. Als ze dat niet wil -omdat ze bijvoorbeeld al eieren draagt- zal ze een volhardend mannetje van zich af bijten. Na de paring zet het vrouwtje na ongeveer 45 tot 60 dagen haar eitjes af in een ondergronds nest.

Bij het graven van het nest verdwijnt zij grotendeels in de bodem. Er worden per legsel ongeveer 20 eieren afgezet, dit kan verschillen van 8 tot 24.[2] De incubatietijd is ongeveer twee tot 2,5 maand waarna de juvenielen tevoorschijn komen. Ze lijken in alles op de ouders en vertonen direct het karakteristieke zwaai-gedrag. Ze zijn uiteraard wel veel kleiner en hebben een verhoudingsgewijs veel grotere kop.

0

Je winkelwagen